Naast Islamabad ligt het Rawal meer en vandaag bezoek ik het Lake View Park dat, de naam zegt het al, daarnaast ligt. Voor een taxi hoef ik niet ver te zoeken want bij de bushalte staan dagelijks oude, kleine Suzuki Alto’s te wachten op klanten. Met motortaxi kan ook, herkenbaar aan de (meestal veel te grote) groen gekleurde helmen. Klanten dragen, net als alle andere motorrijders hier, nooit een helm. Ik kom graag heelhuids aan en kies voor het autootje.
De chauffeur heeft er enorm veel lol in en blijft de hele weg druk Pakistaans tegen me praten ondanks het feit dat ik hem duidelijk maak dat ik niets van de Urdu taal versta. Het is echt vermakelijk en samen lachen we evengoed heel wat af.
Het park is groot en mooi aangelegd met veel plekjes om te zitten, iets wat ik in de steden nog wel eens mis. Ik geniet van de zon en de bezoekers die afkomen op de vele eetkraampjes, het vogelpark en de kermisattracties bij de ingang.
Na zo’n dag luieren vind ik het wel weer eens tijd om op de motor te stappen en ik besluit om de volgende dag weer de bergen in te rijden. Ten noorden van de stad schijnt het uitzicht geweldig te zijn en dat klopt. Na een steile beklimming met enorm korte haarspeldbochten kom ik bij het in Islamabad erg bekende restaurant Monal met een groot terras dat fantastisch uitzicht heeft over de stad.
De toertocht door de bergen is weer geweldig en de weg lijkt eindeloos door het landschap te slingeren. Bij de overgang naar een andere provincie is steevast een police checkpoint en ook deze keer kom ik niet weg zonder eerst op çay (kruidenthee) getrakteerd te worden door de aardige politie en de indrukwekkende rangers in hun kogelvrije vesten. Deze keer wil ík eens met ze op de foto, maar omdat de rangers militairen zijn mag dat niet.
‘s-Avonds komen Hauke en Medha, het Duits echtpaar, terug van hun uitstap naar de Chinese grens en we besluiten om te gaan eten in het restaurant naast Monal waar we ons te goed doen aan een Pakistaans buffet, ons vergapen aan de verlichte stad in het dal en ik jaloers luister naar hun avonturen van de afgelopen dagen.
Ik ben nu 100 dagen op reis, maar al 10 dagen daarvan in Islamabad aan het wachten op mijn visum voor India. Dan klinkt het wachten onevenredig lang en zo voelt het ook. Ik hoop dat ik snel weer verder kan want ik heb het nu wel een beetje gezien in deze stad.
In de dorpen en steden liggen op iedere straathoek hele kleine winkeltjes die bijna allemaal hetzelfde verkopen, zoals chips, koekjes en frisdrank. Maar gelukkig heb ik hier een grote supermarkt ontdekt waar ik bruin brood, yoghurt en cruesli haal om mijn dieet wat vezelrijker te maken. Een welkome afwisseling buiten de rijst en kip die in veel variaties vaak op het menu staat.
De zon schijnt heerlijk en als ik naar het Rose en Jasmine Garden Park loop raak ik aan de praat met een militair in burger die net de moskee verlaat. Hij nodigt me uit voor thee en hij vertelt me dat hij dit weekend in Islamabad gestationeerd is om de stad te beveiligen vanwege ophanden zijnde, vreedzame, protesten. Buiten het feit dat ik veel politie en militairen rond zie lopen merk ik daar overigens niets van.
Het park is enorm groot en als ik al een tijdje te voet op weg ben naar het Pakistan Monument dat in een hoek van het park schijnt te liggen, vraagt een motortaxi (herkenbaar aan de groene helmen) of ik een rit nodig heb. Ik bedenk me geen moment en spring achterop, waarna hij me er voor 100 roepie (€0,45) naar toe brengt.
Het monument is een drukbezochte toeristische trekpleister en symboliseert de eenheid van de Pakistanen, die uit vier grote en drie kleinere bevolkingsgroepen bestaat. Ik geniet er van het mooie uitzicht en de ondergaande zon, waarna een motortaxi me weer naar het hotel brengt.
Dit bericht is geplaatst in Azie, Pakistan